in dutch

EEN SPROOKJE NAAR DE WERKELIJKHEID.

==================================

BOEDDHA EN DE TWAALF HEILIGE DIEREN.

===================================

Er was eens …., heel lang geleden…zo’n 2500 jaar, een prins.

Een heel mooie prins, die in een marmeren paleis aan een meer, aan de voet van een grote berg, leefde.

Hij leefde in pracht en praal, droeg natuurzijden gewaden, was aangezien en omgeven door de mooiste en knapste hogepriesters en hogepriesteressen, van het land, dat ‘Bhutan’ heette.

Op zijn 29 ste verjaardag verliet hij ‘s nachts het paleis, om later slechts een keer terug te keren.

Waarom verliet hij als een dief in de nacht z’n eigen paleis, z’n eigen weelde? Waarom?

Omdat hij alles bereikt, alles al ervaren had, alles! Ja, werkelijk alles?

Hij had alles bereikt, wat een mens maar bereiken kon.

Hij was een Prins. Hij had een groot ego, veel vrienden, materie en geest. Hij was een hooggeleerde, knappe prins!

Was dat nu alles, wat er in een mensenleven te bereiken viel?

Een ego, individualiteit, een Ik…zoiets vergankelijks, tijdelijks, als een ego!

En dan vrienden, of beter gezegd vijanden, vampieren, die het geestelijk vocht uit je wegzuigen, als je dood bent en ook als je nog leeft. Zelfs de Dood kent geen eerbied voor vrienden, noch vijanden! Zoiets vergankelijks, tijdelijks als …vrienden.

En dan de materie, al die 1001 dingen als natuurzijden gewaden, marmeren trappen, fijn uit het hout gesneden boten, al dat lekkere eten en drinken. Oh, wat vergankelijk en tijdelijk dat alles toch is!

En dan de vierde ‘hindernis’, de moeilijkst te overwinnen tijdens het ademen, tijdens het leven. Het gemakkelijkst te overwinnen tijdens de slaap, de ‘kleine dood’. N.l. het denken, het bewustzijn, de gedachten. Niet het denken van Anderen, niet de gedachtengeschriften, nee het eigen bewustzijn, de eigen geest!

Ja, dat alles was vergankelijk, tijdelijk, niet duurzaam, niet eeuwig. Wat was dan wel onvergankelijk, duurzaam, eeuwig?

OP ZOEK NAAR HET ONVERGANKELIJKE, HET EEUWIGE, DE WAARHEID.

Ja, daarom verliet hij zijn vertrouwde omgeving. Hij gaf zijn natuurzijden gewaad aan een toevallig voorbijgaande bedelaar, trok diens afgedragen kleren aan en verliet de bewoonde wereld. Hij werd een saddhu. een yogi, een sannyassin, een zoekende naar de waarheid. Hij trok zich terug in de jungle van de Himalaya…en mediteerde onder een geweldig grote boom,

die eruit zag als een hele grote beuk, midden in een met lianen omgeven andere grote bomen van wel 40 meter hoog, een ‘Boddhiboom’ midden in het oerwoud.

Na zes jaren mediteren, onderging deze, nu meer op een langharige, baardige aap gelijkend menswezen, zijn zwaarste beproeving, zijn uiteindelijke test!

Al zijn verloren gegane weelde, pracht kwam als echte werkelijkheid terug. Alleen nog verleidelijker; de mooie vrouwen, het lekkere eten en drinken, de mooie gewaden, de heerlijke baden etc…Alles…en zo werkelijk, dat deze prins alle dieren in het oerwoud om hulp vroeg.

Ja…alle dieren en dat zijn er heel wat!

Ga zelf maar eens na. En toch van al die dieren, verschenen er na verloop van tijd…slechts…12…twaalf, later heilig verklaarde dieren bij deze prins, bij deze yogi, die later ‘boeddha’…Gautama de Boeddha ( Maitreya ) genoemd zou en zal worden.

Bij zonsopgang verscheen als eerste de ‘goedmoedige’ HAAS, ook wel KONIJN

genoemd. Deze hielp Boeddha het meest, want dit mooie dier was het gelukkigste en goedmoedigste viervoeter in Boeddha’s koninkrijk. Daarom toonde de Haas Boeddha al die zogenaamde werkelijkheden (ego, vrienden, materie en denken), weer te zien wat ze werkelijk waard zijn voor het ‘onvergankelijke’. Niets, want ze zijn alle vergankelijk!

De Haas leerde Boeddha zich terug te trekken, in de afzondering, in de eigen binnenwereld, in het eigen hol te leven. Het Konijn maakte ook een prachtig melancholisch-fisachtig aandoend geluid of toon. Boeddha werd daar heel gevoelig door.

Een maand, een maancyclus, een maan lang en dienovereenkomstig twee uren per morgen (van Zonsopgang tot twee uren daarna) waren Boeddha en de ‘lichtgroene Opperhaas bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Onbewuste’.

De Haas toonde Boeddha de TRAAGHEID (8 v/d Kelken); het GELUK (9 v/d Kelken) en de TEVREDENHEID (10 v/d Kelken) en Boeddha leerde hiermee te leven.

Na de goedmoedige Haas kwam de ‘verstandige’ DRAAK tevoorschijn. Hij was

verstandig, omdat hij veel aandacht voor de anderen, vrienden en vijanden, de gemeenschap van mensen had. De Draak was sociaal. Hij stelde altijd de Anderen voorop en verloor daardoor al heel vlug z’n eigen ik, zijn ego, zijn eigen zelf. De Draak toonde Boeddha de bedrieglijkheid van het ego en ook van vrienden en vijanden. Door de Draak zag Boeddha het lijden, de kwelling van anderen. Hierdoor kwam Boeddha tot de conclusie, dat het onvergankelijke in ‘s mensenleven het lijden was, is en zal blijven …en dat de enige weg van leven, die kan zijn,

dat juist dit lijden opheft: Te weten

1: Al het resultaat van ‘s mensenleven is Lijden.

2: Het zoeken naar de oorzaken van dit Lijden.

3: Het opheffen van de oorzaken van dit Lijden d.m.v.

4: Het Achtvoudige Pad, welk als volgt luidt:

——————————————

(1) Het juiste leven, dat door de Zon voorgesteld en uitgebeeld wordt.

(2) Het juiste mediteren = de Maan

(3) Het juiste denken = Mercurius

(4) Het juiste spreken, voelen = Venus

(5) Het juiste doen = Mars

(6) Het juiste geloven = Jupiter

(7) Het juiste uitdragen, beperken = Saturnus

(8) Het juiste aanbidden van God = het eigen geluk = de Aarde. Het laatste

Pad volgt automatisch uit al de andere.

Het Achtvoudige Pad was voor ieder mens mogelijk te bewandelen, doch de meesten, ongeveer 75 % maken er geen gebruik van.

De Draak leerde Boeddha de Anderen te kennen, de gemeenschap van mensen te zien.

De het zwerk beheersende Draak gaf ook een la-achtig geluid of toon van zich weg, waardoor Boeddha tamelijk luchtig, egoloos en zweverig werd.

Een maan lang en 2 ochtenduren per dag waren Boeddha en de ‘lichtpurpere’, ‘magenta-achtige’ Opperdraak bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Sociale’.

De Draak toonde Boeddha de NEDERLAAG (5 v/d Zwaarden); de WETENSCHAP (6 v/d Zwaarden) en de DOELLOOSHEID (7 v/d Zwaarden) en Boeddha leerde daarmee te leven.

Na de verstandige Draak verscheen de ‘sluwe’ SLANG op het toneel. Met nogal

hypnotische ogen en een wel zeer dubbele tong, sliste hij zijn weg door de Boddhiboom naar beneden. Oh, die mooie Slang, met zijn kosmische energie, zijn zich altijd weer veranderende huidbekleding, zijn ijle, bijna bloedloos gebeuren.. Gebakken aan de Zon, dat wel en daardoor aangetrokken door Boeddha’s eigen lichtkrans.

De Slang toonde Boeddha de sluwheid, het bedrog, het oneerlijke in de buitenwereld.

De marktplaats, de plaats van status, carrière, beroep, prestige en macht. De plaats ook voor corruptie, politiek, machtsmisbruik, naam en faam, de moraal, de conventionaliteit, het zogenaamd afgesprokene, de grote Leugen!

Dit waren Boeddha’s moeilijkste, benardste en oncomfortabelste twee uren van de dag en wel de langstdurend schijnende maand. Want toverde de Slang, zoals de Duivel bij Christus in de woestijn, niet zijn eigen ‘grote Leugen’, als Prins met z’n materiele weelde en vrienden voor ogen?

De Slang leerde Boeddha met het conventionele, het traditionele en het afgesprokene, de regelvorming om te gaan. Het geluid wat de Slang liet horen, was de toon van de beperking ‘F’, ook wel ‘fa’ genoemd.

Een maanloop lang en twee uren per dag, toen de Zon bijna op z’n hoogst aan de Zuidelijke Hemel stond, waren Boeddha en de donkergroene Oppercobraslang bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Conventionele’.

De Slang toonde Boeddha de VERANDERING (2 v/d Munten); het WERK (3v/d

Munten) en de MACHT (4 v/d Munten) en Boeddha leerde ermee te leven.

Na de sluwe Slang verscheen het ‘ongeduldige’ PAARD ‘. Hinnikend, vanuit een verre horizon aan komen dravend, ongeduldig om zich heen snuivend…tot zo’n 5 meter voor Boeddha.” Oh, hemeltje nog aan toe, wat een ander dier is dat toch…prachtig opwindend. God de uitdijing zelve. Een van de mooiste viervoeters, die de Hemel kunnen bereiden, bereiken of

berijden ? “, dacht Boeddha.

Het Paard stond nu wonderbaarlijk stil en toonde Boeddha de Hemel, het goddelijke, de levensovertuiging, de wereld van andere culturen en religies, de tolerantie, de verdraagzaamheid en de gematigdheid. Ook het zeer lange reizen, zowel fysiek als psychisch, naar verre werelden, zoals die van God, religie, filosofie en levensovertuiging. Een zeer creatief dier, filosofisch, wijs en helaas ietwat te ongedurig.

Het Paard leerde Boeddha met het religieuze, het filosofische en het ver verwijderde om te gaan. Dit prachtig dier schiep een heel mooi, groeibevorderend geluid, n.l. de ‘A’ toon oftewel de ‘la’.

Een maan lang en twee uren per dag, vanaf de Zon op z’n hoogst tot twee uren daarna, waren Boeddha en het ‘donker-purpere Opperpaard bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Filosofische’.

Deze tijd ging zeer snel voorbij en, voor het nog net niet te laat was, toonde het Paard Boeddha de SNELHEID (8 v/d Staven); de grote KRACHT (9 v/d Staven) en de ZELFONDERDRUKKING (10 v/d Staven) en Boeddha leerde daarmee te leven.

Na het ongeduldige Paard kwam de ‘lieve’ GEIT, ook wel SCHAAP genoemd. Een magisch, immateriële verschijning. Vreugdevol, genietend, sens- en seksueel.

De Geit toonde Boeddha de genots- en doodsdrift, Eros en Thanatos, plezier en lijden, seks- en doodservaringen, dus ook de wereld van ‘erfeniservaringen’. Mysterieus omgeven door een waas van gevaar, de diepte, het water. Heet water…theetijd…daarom dronken Boeddha en

de donker-rode Oppergeit, als hoogst goddelijk genot, dan ook een maan lang en twee middaguren per dag, kruidenthee. Somawar in een Samowar. Heerlijke kruidenthee met door junglebijen gemaakte rododendronhoning. Zij verdiepten daardoor de magische natuur van Moeder Aarde. De Geit maakte gebruik van heel wat kruiden en wortelen, o.a. nootmuskaat,

ging seng, guarana, gember, mu, pepermint, pimpernel, longkruid, klein hoefblad, griekse bergthee (salie olympus), kamille, st.janskruid, salie, lindebloesem, bodhibloesem, rode klaver, rozenbloesem, brandnetel, ijzerhard, paardebloem, hennep (marihuana), o.l.v. bedstro, vrouwenmantel en dan nog veel en veel meer kruiden en wortelen, ja eigenlijk alles wat uit de schoot van moeder aarde in de vorm van bloem, blad en wortel tevoorschijn kwam. Wat een heerlijke theetijd. Voor Boeddha eigenlijk een van de mooiste en intensiefste uren. Een gevoel van ” Zalig zijn de armen van Geest, want zij zullen het Koninkrijk Gods erven “, overkwam

hem steeds gedurende deze vier tot twee uren voor Zonsondergang.

De Geit leerde Boeddha met het occulte, het verborgene, het immateriële om te gaan.

De Geit produceerde een hoog ‘C’ (do) geluid, waardoor m.b.v. deze toon de machtsbegeerte gestimuleerd werd.

Een maan lang en twee uren per dag waren Boeddha en de donkerrode Oppergeit bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Immateriële’.

De Geit toonde Boeddha de TELEURSTELLING (5 v/d Kelken); het PLEZIER (6 v/d Kelken) en de ILLUSIE (7 v/d Kelken) en Boeddha leerde Daarmee te leven.

Na de lieve Geit verscheen de ‘beweeglijke’ AAP, al zwevend van de ene tak van de grote Bodhiboom naar de andere. In feite was er niet een Aap, de Bodhiboom herbergde een hele familie. Toch was er ook hier een Opperaap, en die zat nu, zo’n twee uur voor Zonsondergang, heel ontspannen bij Boeddha op een heel mooie tak. Ja dat was een heel mooie lichtblauwe Opperaap, die een heel fijne ‘G’, of ‘sol’ toon vibreerde, waardoor alles

coöperatief en intuïtief werd. Waarachtig een wonder, want een Aap, die twee uren stilzit is een mirakel!

De Opperaap beheerste door zijn gedrag de hele kudde. Het waren twee harmonische uren, vooral het sappig verorberen van de door de familie aangereikte mango’s, leverde prachtige imitatie- en grimetechnieken van vooral de jonge apen op. Want imiteren, nabootsen, samenwerken, elkander vlooien, oordelen en recht spreken..ja dat konden ze als geen ander.

Perfecte boomwezens.

De Opperaap leerde Boeddha alles over de boom, vruchten, noten en vlooien. Alles over de afhankelijkheid, de omgang met de ander, de langdurige samenwerking, het partnerschap, het huwelijk, het oordelen, de rechtvaardigheid, het afwegen en de beslissing.

Een maan lang en de twee uren voor Zonsondergang waren Boeddha en de lichtblauwe

Opperaap bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Coöperatieve’.

De Aap toonde Boeddha de VREDE (2 v/d Zwaarden); het VERDRIET (3 v/d

Zwaarden) en de GODSVREDE (4 v/d Zwaarden) en Boeddha leerde daarmee te leven.

Na de beweeglijke Aap kwam de ‘trotse’ HAAN. Trots, onderzoekend, analyserend. De Zon of het vuur ervende, al kukelend en toch niet kunnen vliegen? Een merkwaardige vogel of landdier? In ieder geval gesteld op orde, arbeid en gezondheid, opgeruimd staat netjes. Veel bewustzijn, elk detail in het oog vallend en daarom zeer goed in het opzoeken van zaden en dat zijn er zoveel, dat alleen een Haan of kip ze alle vinden kan.

De donkergele Haan leerde Boeddha de omgang met de 8 elementen, vooral Vuur en Water, leerde Boeddha te koken, met de ‘Wadjang’ om te gaan, d.w.z. koken zonder het gebruik van water.

De Haan maakte een soort ‘E’ of ‘mi’ geluid, waardoor men opmerkzamer in de omgeving stond en meer bewustzijn ervaarde.

Deze twee uren na Zonsondergang waren goed voor arbeid en gezondheid, koken, eten en kauwen. Jammer genoeg besteedde de Haan meer tijd aan het koken, dan aan het kauwen.

Slechte Darmwerking was dan ook een kenmerk van de Hanen. Teveel denken zorgt ervoor dat de lichaamsenergie in het hoofd en niet in de buik zit!

Een maan lang en twee avonduren per dag waren Boeddha en de donkergele Opperhaan bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Bewustzijn’.

De Haan toonde Boeddha de VOORZICHTIGHEID (8 v/d Munten); de VERDIENST (9 v/d Munten) en de RIJKDOM (10 v/d Munten) en Boeddha leerde ermee te leven.

Na de trotse Haan hoorde men de ‘trouwe’ HOND blaffen in een mooie ‘D’ of ‘re’ toon, waardoor er een zekere loyaliteit in de lucht kwam te hangen. Dit heilig dier was trouw,individueel en vol zelfvertrouwen. Het tegendeel van de Draak. De Hond toonde alles over zichzelf en niets over anderen. Als een berg, moeilijk te omgaan.

De Hond toonde Boeddha het zelfvertrouwen, de feesten, het optreden, het in het ‘voetlicht’ treden, dit laatste vooral ook door z’n hondenpoep. Hij bracht ook het opvoeden van kinderen, de liefdesrelaties, de ceremonies, de huiselijke omstandigheden en de tempelfestiviteiten’ onder Boeddha’s aandacht. Echt een ‘hondentijd zo’n twee tot vier uur na de Zonsondergang.

Een maan lang en twee avonduren per etmaal waren Boeddha en de oranje Opperhond bij elkaar en verdiepten daardoor de ‘Individualiteit’, het ‘Ego’.

De Hond toonde Boeddha de STREEFZAAMHEID (5 v/d Staven); de OVERWINNING (6 v/d Staven) en de DAPPERHEID (7 v/d Staven) en Boeddha leerde daarmee te leven.

Na de trouwe Hond verscheen, zo’n vier tot twee uur voor middernacht, het ‘eerlijke’ ZWIJN. Meditatief, niet denkend, familiair, beschouwend en collectief onbewust. Zoals de Haan het vuur, de Zon aanbad, zo aanbad het Zwijn de Maan, het water.

Hij lag dan ook het liefst in de modder van een groot Beukenbos. Het varken hield van de binnenwereld, het stilstaan bij waar je vandaan komt en waarheen je gaat, de familietradities en relaties, de geschiedenis, het archeleven met z’n archetypen. Hij was het tegendeel van de Slang. Door z’n dikke vetlaag was het Zwijn beschermd tegen de giftige slangenbeten en

daarom was het Zwijn de beste slangenbezweerder.

Het violette Opperzwijn leerde Boeddha de familie, het moederlijke, het geborgene, het tedere en het onpeilbare te kennen. Het Zwijn bracht een heel mooie ‘B’ of ‘si’ toon naar voren, waardoor het gebeuren zeer meditatief en gezellig werd.

Hij was de eerlijkheid zelve, kon geen ‘nee’ zeggen en erfde daardoor het element water, hetgevaar, de diepte.

Ja met het Zwijn kon Boeddha zeer ver en diep in de geschiedenis, het verleden teruggaan en daardoor ook in de verre toekomst zien.

Het Zwijn toonde Boeddha alles over de familietradities, relaties en mogelijkheden. Het Zwijn was bij uitstek geschikt voor het beoefenen van ‘Tantra’ (het zich kunnen laten gaan, het opheffen van het ego).

Een zeer intensieve maan lang en twee uren per avond waren Boeddha en het violette Opperzwijn bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Collectief Onbewuste’.

Het Zwijn toonde Boeddha de LIEFDE (2 v/d Kelken); de OVERVLOED (3 v/d Kelken) en de WELSTAND (4 v/d Kelken) en Boeddha leerde daarmee te leven.

Rond middernacht kwam de ‘vechtlustige’ RAT opdagen. Een heel nieuwsgierig, beweeglijk en bewust dier. Hij hield van communiceren, corresponderen, studeren, handelen, korte reisjes en uitstapjes maken en het uitwisselen van gedachten, gedachten en nog eens gedachten. Hij leerde Boeddha ook om te gaan met de jeugdervaringen, gedaan uit nieuwsgierigheid. Alles wat nieuw was, trok de Rat aan. De Rat ging er dan ook altijd erop uit.

De Rat leerde Boeddha de agressiviteit van het denken, het bewustzijn, de

mogelijkheden tot ‘dealen’, zowel van gedachten, ideeën als materie. Dit ‘zenuwachtige’ dier vibreerde een ‘E’ of’ mi’ toon, waardoor het gebeuren een heel nieuwsgierige, bewuste inhoud kreeg.

Een maan lang en twee uren per nacht waren Boeddha en de ‘lichtgele’ Opperrat bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Communicatieve’.

De Rat toonde Boeddha de ONDERBREKING (8 v/d Zwaarden); de GEMEENHEID (9 v/d Zwaarden) en de VERNIELING (10 v/d Zwaarden) en Boeddha leerde daarmee te leven.

Na de vechtlustige Rat verscheen de ‘zachtmoedige’ WATERBUFFEL bij Boeddha. “

Wat een mooi, vruchtbaar dier, optredend in een donkerblauw aura zo op moeder Aarde gelijkend “, dacht Boeddha. De Buffel…materieel, vruchtbaar, ontvangend en intuïtief. Hij creëerde materiele welstand, luxe en comfort en was gesteld op het schone en materieel opvallende.

De Waterbuffel leerde Boeddha de eigen schoonheid, de eigen kracht en volharding, het ontvankelijke, de receptiviteit en hij toonde de ongelooflijke vruchtbaarheid van Moeder Aarde en de daarmee gepaard gaande omgang met materiele zaken. De luxe, het comfort, de 1001 dingen, waar zoveel mensenharten voor kloppen.

Hij produceerde een prachtige ‘G’ of ‘sol’ toon, waardoor het gebeuren zeer intuïtief en ontvankelijk werd.

Een maan lang en twee uren per morgen (twee tot vier uur na middernacht) waren Boeddha en de donkerblauwe Opperbuffel bij elkaar en verdiepten daardoor het ‘Materiele’.

De Waterbuffel toonde Boeddha de ZORGEN (5 v/d Munten); het WELSLAGEN (6 v/d Munten) en de MISLUKKING (7 v/d Munten) en Boeddha leerde daarmee te leven.

Zo’n twee uur voor Zonsopgang verscheen de ‘vermetele’ TIJGER onder de Bodhiboom.

Alleen, helemaal alleen, precies het tegenovergestelde van de Aap. De Tijger was gesteld op onafhankelijkheid, zelfstandigheid, vrijheid. Je zag dan ook nooit een kudde tijgers!

Dit prachtige dier leerde Boeddha om te gaan met de eigen ‘ik’ ervaringen, de eigen lichaams- en droomervaringen. Niet het ‘ego’, nee de eigen zelfervaringen (atman) waren hier het belangrijkst

De Tijger leerde Boeddha alleen, zelfstandig, vrij en onafhankelijk te zijn, de bloem van de vrijheid te ruiken. Hierdoor stond het doen, de activiteit op de voorgrond en kon je de Tijger, vooral voor Zonsopgang, zeer actief bezig zien.

Deze viervoeter maakte een mooie lage ‘C’ of ‘do’ toon, waardoor het gebeuren uitnodigde tot veel actie en ondernemingslust.

Een maan lang en twee uren per morgen waren Boeddha en de lichtrode Oppertijger bij elkaar en verdiepten daardoor de “Vrijheid’.

De Tijger toonde Boeddha de HEERSCHAPPIJ (2 v/d Staven); de DEUGD (3 v/d Staven) en de VOLEINDING (4 v/d Staven) en Boeddha leerde daarmee te leven en werd op het moment dat de eerste Zonnestralen over de horizon verschenen, begeleidt door een

‘fluitconcert’ van wel 40 verschillende soorten vogels, VERLICHT.

Na zeven jaar van mediteren onder de junglebodhiboom.

Op die gedenkwaardige dag, Boeddha’s verlichtingsdag, gebeurde er een wonder. Voor het eerst verschenen al de twaalf ‘heilige’ dieren tegelijkertijd voor Boeddha…….in volstrekte harmonie, dank zij vooral de ‘verlichte’ kwaliteit van Boeddha, de Opperhaas en de Opperaap

Een wonder, want de HAAS harmonieerde met de HAAN, de DRAAK met de HOND, de SLANG met het ZWIJN, het PAARD met de RAT, de GEIT met de BUFFEL en de AAP met de TIJGER.

Alle tegenstellingen in ‘s mensenkarakter vormden een eenheid, een TAO.

De Goedmoedigheid zag de Trots en omgekeerd zag de Trots, de goedmoedigheid en raakten daardoor verlicht.

Zo ging dat ook met al de andere kwaliteiten in ‘s mensenleven.

Het Verstandige zag de Trouw en de Trouw zag het Verstandige;

Het Sluwe zag de Eerlijkheid en omgekeerd; het Ongeduldige de Vechtlust; het Lieve zag het Zachtmoedige en het Beweeglijke zag de Vermetelheid…….en alle raakten daardoor ver…licht.

Het was de mooiste dag op moeder Aarde…Gea. Vol…eindend!

Daarop zong Boeddha tot de 12 heilige dieren in hun eigen taal het volgende.

” Er is maar een dag, deze dag en een dag is een jaar. Er bestaat slechts een jaar “. Dit jaar heeft vier seizoenen. De Zonsopgang is de ‘Lente’, de Zon op z’n hoogst is de ‘Zomer’, de Zonsondergang is de ‘Herfst’ en de Zon op z’n diepst is de ‘Winter’. Een dag kent vier seizoenen. Er is slechts een dag, deze. De bomen, planten, de stenen, ja zelfs de dieren kennen slechts een dag, deze…kennen slechts een jaar met vier seizoenen.

Een dag is een jaar en er is slechts een dag, deze en daarom zijn alle bomen, planeten, stenen, dieren en goden verlicht!

Niet zo in de ‘mensenwereld. Daar in ‘samsara’ (de hel), is een dag ‘slechts’ 24 uur. En een uur is 60 minuten. Waarom eigenlijk? En een minuut is 60 seconden, waarom niet 100 seconden? Niemand in die mensenwereld weet daar een antwoord op!

Daar in die onverlichte, zogenaamde ‘beschaafde’ wereld leren ze alle kleine kinderen, op zogenaamde ‘scholen’, drie heel grote ‘Leugens’ n.l:

Ten eerste; Een dag = 24 uur ( wat eigenlijk niet klopt, want door de beweging van onze planeet door het zonnestelsel is een dag

precies 23 uur en 56 minuten!)

Ten tweede; 1 + 1 = 2 ( wat ook niet klopt, want het ene met het andere

geeft de samenbinding. Zie het Yin-Yang symbool of de Pyramide)

Ten derde; De Aarde draait om de Zon. Dus wij, zoals wij hier allen onder

deze mooie Bodhiboom zitten, draaien om onze Oppergod ‘Ors’, de Zon. Lieve dieren kunnen jullie dat voorstellen? Wij draaien om de Zon?…en alle dieren barsten daarop in hun eigen typische gelach uit. Ze hadden het niet meer. Het hele mooie fluitconcert van de vogels werd een ware lachorgie. Zelfs de wilde orchideeën bloeiden spontaan lacherig, want zelfs zij konden

zich werkelijk niet voorstellen, waarom zij juist naar het Zonlicht toegroeiden, als de Zon niet om hen zou draaien. De Zon komt juist op, omdat de bomen, bloemen, planten, vogels en dieren daarom vragen, zingen en niet omdat die stomme mensen in auto’s rondrijden en

denken dat 1+1 twee is, een dag 24 uur en de aarde om de Zon draaide.

Daarom waren er ook altijd veel wolken voor de Zon, daar waar de mensen in auto’s rondreden, kinderen naar school stuurden en leerden dat 1+1 twee was, een dag 24 uur ( 8 uur werken, 8 uur consumeren en 8 uur slapen) en de aarde om de Zon draaide.

Die mensenkinderen, die ‘armen van geest’, die niet naar ‘school’ hoefden, waren gezegend door onze Oppergod ‘Ors’, want zij erfden het ‘koninkrijk Gods’. Zij erfden het vrolijke, het zonnige, het plezier. Daarom scheen juist in die streken dan ook vaak de Zon! “

Het ‘Lachconcert’ van de dieren, bomen, bloemen. planten, stenen en Boeddha kon je ook wel een ‘Huilconcert’, een groot weenconcert of een concert in Wenen noemen. Vooral voor de Geiten, Schapen, Hanen. Zwijnen en Buffels (koeien) waren de vleesetende toestanden, vooral op het westelijk halfrond van de Aarde, om te janken.

Lachen en huilen, het duurde wel een uur lang (een halve Maanloop). Toen, na een plotselinge stilte.., zei Boeddha:

” Lieve Heilige dieren, laat je niet voor de gek houden of in het ooitje nemen en denk, voel en doe voortdurend daaraan dat een dag een jaar is en dat er slechts een jaar is met vier seizoenen en dat een en een, drie is (denk aan de Pyramide en Yin-Yang) en dat de Zon, net zoals de Maan en alle planeten om ons en dus Moeder Aarde draaien. Jouw dag is de eerste

en enige dag van de rest van je leven. Leef zoveel mogelijk in ‘het hier en nu’!”

Vervolgens keek Boeddha naar de Opperdraak en sprak:

” Zalig zijn de VERSTANDIGEN, want zij zullen het DONDERrijk en tijdperk erven “. Daarop liet de Draak ten aanschouwe van al de andere

dieren, donder en bliksem te voorschijn komen en… de Opperhond schrok zich rot en kreeg bijna een hartverlamming. Gelukkig harmonieerde Boeddha de situatie en keek daarbij naar de Oppertijger en sprak: ” Zalig zijn de VERMETELEN, want zij zullen het WINDrijk en tijdperk erven “. Daarmee stak de Wind op en verdreef de Donder. Dat nu verontruste de Opperhaan en Boeddha keek daarop naar de gele, onderzoekende Opperhaan en sprak: ” Zalig zijn de TROTSEN, want zij zullen het VUURrijk en tijdperk erven “. Daarop kwam de Zon tevoorschijn door het bladerdak

van de grote Bodhiboom. Dit nu beïnvloedde de Opperbuffel en Boeddha keek naar de donkerblauwe, vruchtbare Opperwaterbuffel en sprak:

” Zalig zijn de ZACHTMOEDIGEN, want zij zullen het AARDrijk en tijdperk erven “. Daarop bloeide de Aarde in al haar vruchtbaarheid en dat

was nu weer teveel voor de donkerrode, magische Oppergeit, onze bekende boom- en alle planteneter. En Boeddha keek naar de Oppergeit en sprak mysterieus: ” Zalig zijn de LIEVEN, want zij zullen het ZEErijk en tijdperk erven “. Hierop eindigde de vruchtbaarheid in de ZEE, het meer, het moeras,…in de vreugde, het plezier en het genieten. Dit werd nu teveel voor het magenta-achtige, filosofische Opperpaard, dat het benauwd kreeg een horizon te zien, waar het niet naar toe draven kon.

Boeddha keek nu naar het Opperpaard en sprak filosofisch:

” Zalig zijn de ONGEDULDIGEN, want zij zullen het HEMELrijk en tijdperk erven “.

Hierop zagen alle dieren de geweldig scheppende kracht van de Hemel en dat werd nu weer teveel voor het violette, meditatieve Opperzwijn, waarop Boeddha naar het Opperzwijn keek en zeer reflecterend sprak: ” Zalig zijn de EERLIJKEN, want zij zullen het WATERrijk

en tijdperk erven “. Hierop betrok de Hemel en begon het te regenen. Water boven en water beneden.

Dit werd nu teveel voor de oranje, energierijke Opperhond. Boeddha keek naar de Opperhond en sprak zeer individueel: ” Zalig zijn de TROUWEN, want zij zullen het BERGrijk en tijdperk erven “. Hierop werd alles rustig, alles hield zich stil en de cyclus van de manifestaties sloot zich.

Boeddha had acht elementen aan acht verschillende dieren gegeven, zodat vier dieren geen element erfden. Boeddha keek deze ietwat teleurgestelde dieren aan en zei tegen de Opperhaas en Opperaap, dat ze zich ‘links’ van hem op konden stellen en de Opperslang en Opperrat rechts van hem. De linkerzijde duidde op het goddelijke (Yinne) en de rechterzijde op het duivelse (Yange).

De Haas en de Aap erfden weliswaar geen element, zaten daarvoor op Boeddha’s linkerzijde! Zo bejegende Boeddha de GOEDMOEDIGHEID en de BEWEEGLIJKHEID. De SLUWHEID en VECHTLUST werden door Boeddha anders benaderd en daarom zaten de Slang en de Rat aan Boeddha’s rechterzijde.

Nadat alle dieren van Boeddha vernomen hadden wat zij erfden en waar zij thuis hoorden, bedankten zij Boeddha door met de vogels een prachtige melodie aan te heffen, die als volgt ging:

Do-sol-mi-si-re-mi-sol-do-la-fa-la-fa-do-sol-mi-si-re-mi-sol-do-la-fa-la-fa-do-etc…. ( C-G-E-B-D-E-G-C-A-F-A-F-C etc….)

Daarop verscheen een prachtige regenboog en de dieren gingen nu al zingend hun weegs. Ook Boeddha verliet deze gezegende plek onder de Bodhiboom en ging op stap, de wijde wereld in, om zijn ‘openbaringen’ over het lijden van de mensen, de oorzaken van dit lijden en het ‘achtvoudige Pad’ aan iedereen, die dat wilde, te verkondigen.

Terug bleef evenwel de Bodhiboom en omsloot de Zegen van Boeddha’s verlichting nog eeuwen lang in zijn takken, zijn stam en bladeren, vanaf zijn hoogste kruin, tot diep in zijn wortelgestel.

SARVAMANGALAM, mogen alle wezens gelukkig zijn.

Amsterdam, 13-9-1994 MANOJ.